Blog 12

 

"Goud en zilver voor het gastvrije Leerdam"

 

We vonden een recensie van het boek "Beschrijving Leerdam" wat het vreemdelingenbezoek (toerisme) in die tijd moest promoten. 

We citeren uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant, 27-11-1926:

"Vóór het Winkelraam. Blauw en donkerbruin op geribd – roomkleurig karton: zóó is dat frissche,

echt-Hollandsche omslag. We lezen, wit in blauw, twee woorden: B e s c h r ij v i n g – L e e r d a m.

Hoe pittig staat dat stadje daar: blauw in de lucht, blauw op het water, de mooie klare Linge, hier niet langer Cremer’s kleine riviertje, met in het water een mastestipje en achter het ater, achter het oevergeboomte, het kerktorentje en den vierhoekigen trommelkoepel van ’t “Hofje van Mevrouw van

Aerden”. 

Komt men van de Linge het stadje binnen, dan ziet men, dat het een zeer versterkte vesting is geweest, de hooge walmuren met  hooge waltorens wijzen er op, dat de omliggende vijanden niet zoo heel gemakkelijk binnen konden komen.

Ongeveer een eeuw geleden was Leerdam nog geheel met wallen en grachten omringd en elke uitgang voorzien van stevige monumentale poorten. Vier poorten, de Veer- Schoonderwoerdsche-, Hoofd- en Steigerpooort, sloten de uitgangen niet alleen af voor den vijand, doch ook voor lastige

bezoekers. Deze poorten waren prachtige monumentale gebouwen, met hooge torens. Het wapen van Leerdam stelt zoo’n poort voor, waarin de ingang versperd wordt door een leer (ladder); de poort is gedekt door een gouden kroon en aan weerszijden beschut door een leeuw.

 

De oude wallen en torens gezien van de Linge trekken nog vele vreemdelingen, tal van schilders bezoeken des zomers het stadje en o.a. de schilders Wenckebach en Bastert zagen hun schilderij ‘Gezicht op Leerdam’ met goud en zilver bekroond. 

De wallen en torens worden door het gemeentebestuur goed onderhouden. Een der torens die door slooper’s handen zou vallen, is gelukkig door het gemeente-bestuur aangekocht en gerestaureerd. Wanneer een Vereeniging tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer met de vereeniging “Floralia” samenwerkt, zal een oudheidskamer daar zeker een goede plaats vinden. 

Toen het stedeke nog geheel door wallen was omringd, was er geen gelegenheid tot uitbreiding. In het jaar 1872 telde het slechts 2900 inwoners, welk aantal op 1 Januari 1925 bedroeg 8990. De bloeiende industrieën op gebied van glas en hout hebben hiertoe zeker bijgedragen. Buiten de bebouwde kom liggen uitgestrekte wei- en graslanden, die zich uitstrekken tot de grenzen

der dorpen Leerbroek, Schoonrewoerd, Kedichem en het oude stadje Asperen.

 

Landbouw en veeteelt zijn ook voor de buitenbewoners een bron van bestaan, de prachtige boerderijen omgeven door boomgaarden en weiland, alsmede de wegen beplant met boomen, zijn een schitterende omzooming van het stadje zelf. De totale oppervlakte is 1767 H.A.

Gastvrijheid, het mag gezegd worden, is een der hoofddeugden van de Leerdammers; de vreemdelingen, die Leerdam zooveel bezoeken, noemen steeds de aangenaamste herinneringen aan Leerdam mede en de beschrijving, in dit door Alta’s Uitg. Bedr. Te Amsterdam uitgegeven boekje, zal zeker er toe bijdragen, dat het vreemdelingenbezoek zal toenemen." 

 

Een mooi promotie verhaal, geschreven door de voorgangers van ons

toeristenbureau Leerdam Glasstad! Duidelijk wordt voor ons uit dit bericht dat diverse schilders 's zomers het stadje Leerdam bezochten en dat o.a. de schilders Wenckebach en Bastert hun

schilderij ‘Gezicht op Leerdam’ met goud en zilver bekroond zagen. Het verhaal over de gouden medaille voor het werk van Bastert is ons bekend. Voor welk Leerdams werk Wenkebach precies de zilveren medaille heeft gekregen, is ons nog onbekend. Gaat het om het werk wat we zagen in het

krantenbericht, of wellicht het werk wat hier te koop stond:

http://www.artnet.com/artists/willem-wenckebach/a-view-of-leerdam-nnpkxZ3N75 1NTsXIsv19ZA2? Ook hebben we niet meer informatie kunnen vinden over dit zgn. boek 'Beschrijving Leerdam van Alta's uitgeverij over Leerdam. Weet u meer? Laat het ons weten!

 

Bron: 

Nieuwe Rotterdamsche Courant, 27-11-1926